De Wegen van de Herinnering van de Eerste Wereldoorlog in Noord-Frankrijk

In Noord-Frankrijk rest vandaag de dag een uitgebreid en niet altijd bekend erfgoed van de Eerste Wereldoorlog. Militaire necropolen, herdenkingsmonumenten en bezienswaardigheden met overblijfselen zijn stille en aangrijpende getuigen van het conflict. Een korte rondleiding langs de plekken die ons hieraan herinneren.

De 4 wegen van de herinnering in Nord-Pas de Calais

  • Het front
  • De bewegingsoorlog en de 1e Duitse bezetting
  • De kust, basis in het achterland van de geallieerden
  • De heropbouw van de verwoeste gebieden

Het front

Eind 1914 was de hoop op een snelle overwinning in beide kampen verdwenen. De frontlijn die van de Belgische kust tot de Vogezen liep, toonde zich in Hauts-de-France als een enorm litteken tussen Vlaanderen en de oude regio Picardië.

De talrijke militaire begraafplaatsen die de streek vandaag telt, tonen door de diversiteit van de nationaliteiten aan dat deze oorlog effectief een wereldwijd conflict was. Zo vindt men op 20 kilometer van Lille (Rijsel) het Australische memoriaalpark van Fromelles en het Indische memoriaal van Neuve-Chapelle dat naast de Portugese militaire begraafplaats van Richebourg ligt. Tussen Lens en Arras herbergen de heuvels van Artois tal van herdenkingsmonumenten die hulde brengen aan de Franse soldaten die in deze sector van het front sneuvelden tijdens de offensieven van mei en september 1915. Met zijn 20.000 graven en 22.000 overblijfselen van soldaten in het ossuarium, is de Nationale Necropool van Notre-Dame-de-Lorette in Ablain-Saint-Nazaire de grootste Franse militaire begraafplaats. Niet ver daar vandaan, in Neuville-Saint-Vaast, werd na de oorlog de Duitse necropool van la Maison-Blanche aangelegd, de grootste van Frankrijk. Hier rusten de resten van meer dan 44.800 mannen die gevallen zijn op de slagvelden van deze streek. Ter voorbereiding van de slag van Arras, die als afleiding moest dienen voor het Franse offensief aan de Chemin des Dames, organiseerde het Britse leger een uitgebreid ondergrond netwerk waarvan een deel vandaag toegankelijk is voor het publiek: de Carrière Wellington.

Op 9 april 1917 begon de aanval. In het noorden slaagden de Canadezen erin Vimy Ridge te veroveren en schreven daarmee een heldhaftige pagina in hun geschiedenisboek. Op de top van deze heuvel verrijst één van de mooiste herdenkingsmonumenten van de Eerste Wereldoorlog: het Canadese Memoriaal van Vimy. Iets verder bevindt zich ook het Newfoundland Memoriaal van Monchy-le-Preux en het Australische Memoriaalpark van Bullecourt, nog twee sites die getuigen van het Britse offensief van Arras.

Op 20 november 1917 ontplooiden de Britten voor het eerst 476 tanks voor hun offensief bij Cambrai. Het Memoriaal van de slag van Cambrai in Louverval evoqueert deze nieuwe technische pagina van de oorlogsvoering.

De bewegingsoorlog en de 1e Duitse bezetting

Eind augustus 1914, nadat het een deel van België onder de voet had gelopen, was het Duitse leger op weg naar Parijs. Het offensief stokte echter bij Maubeuge dat een gordel versterkingen had die gebouwd waren door Séré de Rivières. Het beleg van de stad duurde 10 dagen waarbij de forten en versterkingen doorlopend gebombardeerd werden door de Duitse artillerie. Een ervan is het Fort van Leveau dat men vandaag kan bezoeken. De officiële overgave vond plaats op 8 september 1914.

Na de mislukking van de 1e slag om de Marne en de ‘wedren naar de zee’, verstijfde het front en de legers groeven zich in. De bewegingsoorlog werd een stellingenoorlog.
De Duitsers bezetten nu de veroverde gebieden met inbegrip van de metropool Lille, een groot deel van het mijnbassin van Noord-Frankrijk en het zuidelijke deel van het departement van de Nord. De nieuwe militaire autoriteit legde strenge regels op en er ontstond een verzet dat later zware repressies kende. De Muur van de Gefusilleerden van Rijsel herinnert aan de executie op 22 september 1915 van de leidende figuren van de verzetsbeweging Jacquet, en ook aan de dood van de jonge (Belg) Léon Trulin enkele weken later.

In het jaar 1918 keerde de bewegingsoorlog terug. Na de Duitse voorjaarsoffensieven lanceerden de geallieerden, onder leiding van Maarschalk Foch een groot tegenoffensief dat de Duitse stellingen doorbrak.

4 november blijft een belangrijke datum van de herdenkingen: aan de voet van het Nieuw-Zeelands Memoriaal van Le Quesnoy, brengen de inwoners van de stad hulde aan de mannen met het varenblad (symbool van Nieuw-Zeeland) die hen bevrijd hebben, terwijl op de begraafplaats van het dorp Ors, nabij Le Cateau-Cambrésis, het werk wordt gehuldigd van de oorlogsdichter Wilfred Owen, die op 4 november 1918 de dood vond.

De kust, basis in het achterland van de geallieerden

In 1916 vestigde het algemeen hoofdkwartier van het Britse leger zich in Montreuil-sur-Mer dat toen het hart werd van een immense logistieke zone die zich uitstrekte over de hele kust van het Kanaal.
De havens, zoals Calais en Boulogne-sur-Mer, werden gebruikt voor de aanvoer van zowel ravitaillering als verse troepen die uit het hele Britse imperium kwamen. Na een training in het immense kamp van Étaples, werden de soldaten naar de verschillende Britse zones van het front gestuurd: Vlaanderen, Artois en de Somme.
De logistieke taken werden toevertrouwd aan vrijwillige arbeiders. Zij vormden het Labour Corps, dat bestond uit Egyptenaren, Indiërs, Zuid-Afrikanen en Chinezen, waarvan sommige begraven liggen in het militaire gedeelte van de begraafplaats van Saint-Étienne-au-Mont, ten zuiden van Boulogne.

De grootste begraafplaats van het Commonwealth in Frankrijk, de militaire begraafplaats van Étaples, herinnert ook aan de vele hospitaalcomplexen die ingericht werden langs de kust om de gewonden van het front te verzorgen. De mannen die er overleden, werden ter aarde besteld in nabijgelegen begraafplaatsen, zoals de Canadese dichter John McCrae, die het beroemde gedicht ‘In Flanders Fields’ schreef. Zijn stoffelijke resten liggen op de begraafplaats van Wimereux.

De heropbouw van de verwoeste gebieden

Voor de heropbouw van de steden die tijdens de oorlog werden verwoest, werden keuzes gemaakt in functie van de wensen van de lokale politici en de voorstellen van de architecten.
Arras knoopte opnieuw aan met zijn uitgebreid erfgoed dankzij een identieke reconstructie van de gevels van de huizen langs de marktpleinen, het stadhuis en het belfort.
In Frans-Vlaanderen kozen steden zoals Bailleul en Armentières voor een regionale stijl, onder invloed van architect Louis-Marie Cordonnier.
In navolging van Cambrai of van Lens opteerden andere gemeenten voor de moderniteit en adopteerden de art-decostijl. En zoals de gevels langs de Grand’ Place aantonen, is Béthune een synthese tussen regionalisme en Art Deco.

Lille