De geheimen achter 5 lekkernijen uit de Franse patisserie

Vraag jij je ook wel eens af waar de namen van de heerlijke Franse taartjes vandaan komen? Een ding is zeker: achter de heerlijke smaken zitten bijzondere verhalen.

De éclair

Van een éclair kun je absoluut niet afblijven. Een éclair bevat alles om bij je in de smaak te vallen: soesjesdeeg in een lange vorm gegarneerd met banketbakkersroom. Chocolade, koffie, vanille: dit zijn de meest voorkomende smaken van deze smeuïge lekkernij bedacht door de beroemde banketbakker Marie-Antoine Carême. Hij stond in de 19e eeuw ook wel bekend als 'de koning van de chefs en de chef van de koningen'.

De madeleine

La Madeleine is niet alleen de naam van een prachtige kerk in het centrum van Parijs! Het is ook een klassieker in de Franse patisserie. Deze traditionele lekkernij gemaakt van eieren in de vorm van een schelp is oorspronkelijk afkomstig uit de Lorraine. Al tijdens de middeleeuwen, maakte men deze kleine cakejes in sint-jakobsschelpen en werd het een symbool voor de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella. Het doel van deze madeleines was om de bedevaartgangers te voeden op hun weg naar Santiago de Compostella. Madeleine zou degene zijn geweest die deze lekkernij heeft aangeboden aan reizigers, vandaar de naam. Sindsdien heeft Marcel Proust deze lekkernij vereeuwigd in zijn meesterwerk 'A la recherche du temps perdu'.

De mille-feuille

Haal je rekenmachine maar tevoorschijn! Drie lagen bladerdeeg, zes tot tien keer dubbelgevouwen, elke laag bestaat uit 300 à 400 dunne laagjes… Dit gebakje bestaat figuurlijk gezien uit duizend fijne krokante laagjes, versierd met banketbakkersroom en overgoten met een soort marmeren suikerlaag. De origine van de millefeuille is nog een punt van discussie. Volgens sommigen is het bedacht door kok François Pierre de La Varenne die het taartje heeft omschreven in zijn werk Cuisinier François in 1651, vervolgens is het geperfectioneerd door Carême. Maar voor veel professionele banketbakkers is de mille-feuille pas echt tot zijn huidige creatie gekomen in 1867 in de banketbakkerij van Adolphe Seugnot, op de rue du Bac in Parijs. Waar de origine dan ook ligt, dit krokantje toetje is hét symbool van de Franse patisserie. Wist je dat het over de Franse grenzen ook wel een Napoléon wordt genoemd? Deze benaming ken je trouwens vast wel: de tompouce.

L’Opéra Voilà

Een grote klassieker in de Franse patisserie! L’Opéra doet je smaakpapillen dansen dankzij de vele in koffiesiroop doordrenkte koekjes, ganache van koffie, botercrème met koffiesmaak en dit alles overgoten door een glazuur van chocolade. Met L’Opéra wilde men de Franse patisserie wat lichter maken. De Parijse banketbakker Cyriaque Gavillon heeft in 1955 dit rechthoekige gebakje bedacht en was toen de mode al ver vooruit: het bevat namelijk veel minder suiker dan de andere Franse gebakjes en bevat ook geen alcohol.

De Paris-Brest

Dit gebakje en de fiets hebben iets met elkaar gemeen. Het is een gebakje gemaakt van soezendeeg in de vorm van een rad met een gat in het midden en gevuld met heerlijke pralinécrème. De Paris-Brest, die zijn naam sinds 1891 draagt, is bedacht door een banketbakker die, toentertijd, een zaak had op de route van de beroemde wielerwedstrijd Paris-Brest.