PICARDIË - De Aisne 14-18

In de Aisne, van de omgeving van **Saint-Quentin** tot Château-Thierry, zijn er heel wat herdenkingsplaatsen.

Van de eerste gevechten van 1914 tot het Duitse offensief van 1918, en vergeten we vooral het verschrikkelijke offensief niet van de Chemin des Dames in 1917, zijn ettelijke tienduizenden mannen gesneuveld de Aisne. Het departement bewaart de herinneringen aan deze smartelijke periode met monumenten, begraafplaatsen, galerijen… en de emoties die deze plaatsen teweeg brengen.

Vandaag brengt de Aisne hulde aan alle doden.

Le Chemin des Dames

Op 14 september 2014, dankzij de Britten, stabiliseerde het front aan de Chemin des Dames die later het decor werd van heel wat offensieven. Het offensief van generaal Nivelle in april 1917 en het Duitse offensief van mei 1918 zijn de meest markante. Vandaag lijkt de Chemin des Dames op een openluchtmuseum, bezaaid met monumenten die hulde brengen aan Afrikaanse tirailleurs, Britse eenheden, Baskische regimenten maar ook aan de Duitse soldaten. Op het ‘plateau de Californie’ verrijst een bronzen sculptuur van bijna 4 meter, “Ils n’ont pas choisi leur sépulture” (zij hebben hun graf niet gekozen), een werk van Haïm Kern.

Op een steenworp bevinden zich de ruïnes van het oude dorp Craonne,

bezet in 1914, vernield in 1917** door massieve bombardementen en bekend voor het beroemde lied van Craonne dat verband houdt met de muiterijen die volgden op het verschrikkelijke Franse offensief. In het bos ziet men nog de resten van de loopgaven. Een houten observatietoren biedt uitzicht op de valleien van de Aisne en de Ailette. Hij toont het belang van het golvende reliëf voor troepenbewegingen.

Iets meer naar het westen bevindt zich de Caverne du Draon, het Museum van de Chemin des Dames.

Het is een voormalige kalksteengroeve, 14 meter onder de grond, die werd verbouwd tot echte ondergrondse kazerne tijdens het conflict. Deze niet te missen site brengt een aangrijpend getuigenis van het soldatenleven. Op enkele kilometers, in het herbouwde dorp Cerny-en-Laonnois, ontdekt men vandaag een Franse en een Duitse begraafplaats, een herinneringskapel en een Brits monument dat de ‘kerels van Lancashire’ huldigt.

Op enkele kilometers, in het herbouwde dorp Cerny-en-Laonnois,

ontdekt men vandaag een Franse en een Duitse begraafplaats, een herinneringskapel en een Brits monument dat de ‘kerels van Lancashire’ huldigt.

De bezetting

Voorbij de Chemin des Dames was het hele plateau van de streek van Soisson het decor van hevige gevechten en ander leed. Het monument van de 6 gefusilleerden van Vingré huldigt de soldaten die als voorbeeld werden geëxecuteerd op 4 december 1914, maar die in 1921 eerherstel kregen.

Vanaf september 1914 bezette het Duitse leger de steden ten noorden van het front wat een massieve exodus van de burgerbevolking meebracht. De steden Saint-Quentin, Laon en Coucy-Le-Château deden dienst als hoofdkwartier en spoorwegknooppunt voor de aanvoer van materiaal. Op de voorgevels van winkels verschenen Duitse namen. Het Fort van Condé werd omgevormd tot militair hospitaal.

In 1915 installeerde het Duitse leger in het grootste geheim het kanon van Coucy dat 25 tot 30 km ver kon schieten. Doelwitten waren Compiègne, Villers-Cotterêts en Oulchy-le-Château, de 3 steden die het Franse front bevoorraadden.

In 1916, na de eerste slag van de Somme, begonnen de Duitsers de Hindenburg-linie aan te leggen. Deze verdedigingslijn was 138 km lang en bevond zich achter het front. Ze begon in Vimy, passeerde ten zuidwesten van Cambrai langs St-Quentin, langs het bos van Saint-Gobain en eindigde in de omgeving van Vailly-sur-Aisne. In maart 1917 trokken de Duitsers zich terug op de Hindenburg-linie, nadat ze volledige steden en dorpen hadden verwoest. Ook de burcht en donjon van Coucy-le-Château ondergingen hetzelfde lot.

Hulde aan de geallieerde troepen

In de lente van 1918 arriveerden Amerikaanse soldaten als versterking rond Château Thierry. Getuigen daarvan zijn de Côte 204, het museum van de herinnering in Belleau, het bos van de ‘marines’ en de Amerikaanse begraafplaats. Deze plaats behoudt de sporen van verschrikkelijke gevechten (resten van loopgraven, inslagen van granaten). De begraafplaats Oise-Aisne van Seringes-et-Nesle, nabij Fère-en-Tardenois, werd aangelegd op de plek zelf waar de 42e Amerikaanse divisie, de ‘Rainbow Division’ heeft gevochten. Tussen de 6012 graven kan men dat van de dichter Joyce Kilmer vinden.

In het dorp Coulanges-Cohan bevindt zich een monumentale fontein die werd geschonken door de familie Roosevelt. Het was een dankbetuiging aan de inwoners die bloemen hadden gezet op het graf van Quentin Roosevelt, de laatste zoon van President Theodore Roosevelt, die was gesneuveld op 14 juli 1918.

De 2e slag van de Marne begon op 15 juli 1918, vanuit het bos van Villers-Cotterêts. Om succes te hebben, was het noodzakelijk om de heuvel in te nemen die de noordelijke oever van de Ourcq domineerde. Het monument in roze graniet van de Butte Chalmont, ‘Les fantômes’, van Paul Landowski, brengt hulde aan de duizenden geallieerde soldaten (Italianen, Britten, Amerikanen en Fransen), die op 18 juli 1918 ten aanval trokken om de Duitse linie te doorbreken.

Na een reeks offensieven en tegenoffensieven in maart 1918, moeten we wachten tot 18 september 1918 vooraleer de geallieerden de Hindenburg-linie aanpakten. De aanval begon met de Australiërs en de Britten in de eerste linie. Ze werden later versterkt met Amerikaanse eenheden. De finale aanval vond plaats op 29 september 1918.

Op de Amerikaanse begraafplaats ‘Somme-Aisne’ van Bony rusten 1844 soldaten die gevallen zijn tijdens de gevechten van september-oktober 1918, toen de Hindenburg-linie werd doorbroken. Een monument ter herdenking van de 4e Australische divisie werd opgetrokken op de hoogtes ten noordwesten van de gemeente Bellenglise, de plaats van hun laatste gevecht. In de uren die volgden op de aanval viel de ondergrondse tunnel van Riqueval, stevig versterkt door de Duitsers, in handen van Amerikaanse, Britse en Australische eenheden die het kanaal van Saint-Quentin overstaken op de brug van Riqueval, de enige die nog intact was, en hun offensief voortzetten in de richting van Montbrehain.

De wapenstilstand en de wederopbouw

Op 7 november 1918, om 20.20 uur, arriveerden de vier voertuigen met de Duitse ministers die belast waren met het onderhandelen van de wapenstilstand, in de gemeente La Flamengrie, nabij La Capelle. Het staakt-het-vuren markeerde het begin van de onderhandelingen en het einde van de vijandelijkheden. Een stenen monument, la Pierre d’Haudroy genoemd, is hier opgetrokken als herinnering aan dat moment. De wapenstilstand werd uiteindelijk getekend in Compiègne op 11 november 1918.

Na de wapenstilstand brachten de Fransen veel lichamen samen op de Duitse begraafplaats van Saint-Quentin. Op deze begraafplaats die in 1915 werd gefinancierd en ingewijd door keizer Wilhelm II, rusten vandaag 8229 lichamen.

Na het einde van de gevechten kon de Aisne rekenen op de voortzetting van het werk van Anne Morgan en de Amerikaanse dames van het ‘Comité américain pour les Régions dévastées’ (C.A.R.D), die vanuit het kasteel van Blérancourt verder hulp boden aan de burgerbevolking. Ze verzorgden vluchtelingen, deelden voedsel uit, stichtten scholen, hospitalen en bibliotheken.

Door de oorlog was de Aisne een internationaal gebied geworden. Het departement deed beroep op arbeiders uit verschillende landen voor de heropbouw. Indochinezen, Italianen, Spanjaarden en Polen ontmijnden de velden en hielpen het vlakke land herrijzen uit zijn ruïnes.

Lees ook:
6 wandelingen over de wegen ter nagedachtenis aan de Eerste Wereldoorlog
Picardië: de Somme, het circuit van herdenkingen
Familie reist langs het front van de Groote Oorlog