Zullen we het over wielrennen hebben?

De Tour de France is in volle gang… Een goed moment om een testje te doen. Een groot aantal verrassende Franse uitdrukkingen zijn ontleend aan de wielersport: kan jij raden wat ze betekenen?

1. In het Frans zegt men dat iemand "en roue libre" is (freewheelt) als…
A. Hij ongetraind en ongecontroleerd bezig is
B. Hij aan carpooling doet
C. Hij als vrijgezel reist

2. In het Frans zegt men dat een wielrenner "la danseuse" (de danseres) doet als …
A. Hij staande trapt
B. Hij een wispelturig karakter heeft
C. Hij bevallig door het peloton slalomt

3. Wat betekent de Franse uitdrukking "avoir le maillot jaune" (de gele trui hebben)?
A. Al jarenlang voor dezelfde ploeg rijden
B. Aan de top staan van het algemeen klassement van de Tour de France
C. Nat zijn van het zweet

4. In het Frans zegt men dat iemand "pédale dans la semoule" (in de griesmeel peddelt) als …
A. Hij heel goed kan koken
B. Hij maar wat aanmoddert
C. Als het hem niet lukt zich uit een moeilijke situatie te redden

5. Als het niet op een fiets slaat, betekent het Franse woord "dérailler" (aflopen van de ketting):
A. De sfeer verpesten
B. Raaskallen
C. Van loopbaan veranderen

6. De Franse uitdrukking "ça roule !" (het rolt) betekent:
A. Het is heel vermoeiend
B. Alles gaat goed
C. Het is te duur

7. De Franse uitdrukking "avoir un petit vélo dans la tête" (een fietsje in het hoofd hebben) betekent:
A. Een beetje getikt zijn
B. Heel diep nadenken
C. Een bril dragen

8. De Franse uitdrukking "avoir un coup de pompe" (een stoot van de pomp krijgen) betekent :
A. Zich opeens doodmoe voelen
B. Veel geluk hebben
C. Nieuwe energie krijgen

9. De Franse uitdrukking "perdre les pédales" (de pedalen verliezen) betekent:
A. Zich op het laatste moment laten inhalen
B. Zijn hoofd verliezen, de draad kwijt zijn
C. Zich nutteloos inspannen

10. In het Frans zegt men dat iemand "la tête dans le guidon" (zijn hoofd in het stuur) heeft als:
A. Hij zo op zijn taak geconcentreerd is dat hij nergens anders aan kan denken
B. Hij stom is en niets begrijpt
C. Hij niet uitkijkt

De juiste antwoorden: 1A – 2A -3B – 4C – 5B – 6B – 7A – 8A – 9B – 10A

Had je ze allemaal goed?